Als dit is het goede slot van eene afrekening, dan telt men van ’t overschot geen blaauwe vingeren, noch behoeft geen ledige geldzakken, noch goudgewigt by zich te steken. Vergeefs denkt men dan: waar is ’t gebleven? Van naweën heeft de vroevrouw geen geld.
Quyt is weg. Van dat verloren is, zegt men: Schryft daar vry een P voor. Hier komt daar een O voor, doch die zal de summa totalis niet vermeerderen, om dat zy voor staat, en dus nul is.