Dat wil zeggen, ’t is een smokkelster, die met andere smult en pooit. Gevaêr is gevader.
Zo noemen malkanderen zodanige, die t’zamen als getuigen over den Doop van een kind hebben gestaan: ’t geen in ’t Pausdom een soort van maagschappy aanbrengt. Dit word ook vrouwen toegepast, verkort van gevadersche. Zo geraken zulke gevaêrtjes aan de kan, en den slemp, op de kindermaalen, uit de kandeelpotten, enz. In bastaardtaal zegt men Compeeren, en Commeeren. Daar van is ’t spreekwoord: Als ’t kind dood is, is't gevaderschap uit. Dit word ruimer toegepast, en uitgebreid. Zo is commeeren klappeyen.