Dat zegt men van daar het scherp toegaat, b. v. van een belegering, waar in veele menschen sneuvelen. Zoude dit wel spelen op den rooster, waar op Laurentius gebraden wierd? Ik gis liever, dat het spreekwoord ontleent is van een een rooster, die op heete koolen staat, zo dat de visch haast gebraden zijnde, plaats voor andere maakt, gelijk b. v. wanneer men schardijnen of haringen braad.
Daar toe kan ook gebragt worden het spreekwoord, Mijn haring braad daar niet, zo dat de zin is, ik kan daar geen beurt toe krijgen; of, ik wil die zo niet gebraden hebben.