Nederduitsche spreekwoorden

Carolus Tuinman (1726)

Gepubliceerd op 18-05-2022

’t fatzoen is’er maar aan verloren

betekenis & definitie

Dat zegt men als ymand gestorven is, by wiens dood geen verlies word geleden. Dit past, volgens de gruwelleere onzer Vrygeesten, op yder een: want zo zyn’er geene andere, dan fatzoenlyke menchen, in welker zak hun God en Christus, de eene mensch, steekt.

Ik heb die gemaskerde afgronds geheimenissen elders ontwimpelt. Maar verfoeylyk is dat spreekwoord: Wie zyn wyf verliest, en vyf grooten,'t is jammer van't geld. Men maakt niet veel meer werks van ymand, tot wien men zegt: Sterft gy, men zal u met de huid begraven: Is hy dood, gebakken is zyn brood. ’t Is met veele: Sterve die wil, als ik in ’t leven blyf. Maar zy maken niet zelden quaade rekening, die zeggen: Ik zal met uwe schonken noch nooten afkluppelen. Doch dit is waarheid: Dit laatst leeft, zal alles erven.

< >