’t Geen niet gespaart, maar opgeteert is, is men quyt. Daar niet meer overig is, valt niet te sparen.
De kraayen geven dan aan de spilpenningen een nuttige les, door te roepen: spaar! spaar! ’t geschreeuw der raaven, cras, cras, morgen, morgen, komt als heden alles op is, morgen te laat. En daarom zeiden de ouden zeer wel: Kalfje, spaar uw hooi, de winter is lang. Gedenk aan den ouden man, dat is, den tyd wanneer gy een oud man zult zyn.