Nederduitsche spreekwoorden

Carolus Tuinman (1726)

Gepubliceerd op 18-05-2022

Joris in der eeuwigheid

betekenis & definitie

Dit was een waard te Middelburg, by wien een zeer groote schaar uithing. Hy had eens eenige reizers vry diep in de beurs getast.

Deze vernamen, dat hy eens te Utrecht in een herberg was gekomen, en bespraken met den waard, dat hy hem eens een broek van ’t zelve laken zoude maken. Joris zoude vertrekken, en vraagde wat hy verteert had? De waard schreef met dobbel kryt, en maakte de rekening ruim groot. Joris verweet hem dat hy schacherde, en hield zich zeer qualijk. De waard geliet zich als of hy hem niet kende, en zeide, dunkt u dat te veel? Daar woont een karel te Middelburg, geheten Joris in der eeuwigheid: quaamt gy daar by, die zoude u noch wel anders pluimen. Joris zweeg, betaalde ’t geen de waard eischte, en ging stillekens door. Hier van zegt men noch van een duure herberg, daar woont Joris in der eeuwigheid: Maar is dat niet te ruim: Geen weerd, o fhy scheert?

< >