Dit zegt men met een drollig en vies spreekwoord van ymand die beschaamt, bang, en verlegen was. Maar hoe past dat daar op? Ik beken dat niet te weten.
Liefst zoude ik dit spreekwoord verzwygen, zo als meer diergelyke, indien men het niet dagelyks hoorde; doch zonder verstand. ’t Zy dan een staaltje van de vryheid, die het gebruik wel neemt in ’t vormen van spreekwoorden, zonder zelf daar by te voegen, met verlof. ’t Is doch in zulke, hoe koddiger, hoe fraayer. De Zeeuwen hebben keutels, keutelaary, en keutelaars, dikwyls in den mond: ’t welk ontleent zal zyn van kinderen, die wat achter de hielen doen. Die daar toe lust heeft, kan dit verder onderzoeken. Hier aan is niet ongelyk: Hy staat en kykt, als of hy in den sneeuw gekakt had. Dat heeft dan een drek te beduiden.