Wil ymand geen dischgenoot van een beul zyn, ’t zal een afkeer uitdrukken. Maar Koningen plegen ook alleen te eeten, en dat zal een teken zyn van bovenwaardigheid.
Zo speelt de inbeelding met dezelve zaaken. Dit was ook de gewoonte van de aaloude Duitschen. Zy zaten met malkanderen in ’t ronde op den grond neder, op matten, huiden, enz. volgens hunnen rang. De eerste en waardigste plaats was naast het vuur. Hier op ziet dat spreekwoord noch by de ouden: Die best gekleed is, naast den vuure. Hier van is ook, Elk in zijnen rang, dat van ring gekomen is. Maar elk had zyn eigen laag en rond driestapelig tafeltje voor zich met een schotel, waar in geschaft was naar yders waardigheid. Zo had ook elk zyn eigen beker. Zy gebruikten echter alle maar een mes, doch bedienden zich daar van minder, dan van hunne handen en tanden, door scheuren en knaagen van groote stukken vleesch, die zy proper in beide hunne vuisten greepen, als waren zy in een leeuwengastmaal. Het ontleden en voorsnijden naar de konst, was doe by hen noch geen mode.