Dat wil zeggen: Hy beeld zich goude Bergen in. Ziet dat horentje op den hoorn van overvloed? Of op die horens, welke ouwelinx voor drinkvaten gebruikt wierden? Ziet het Vervolg der Fakkel, in Kornuit.
Men zoekt noch naar den Philosoophschen steen, om drinkbaar goud te konnen maken. Doch alleen de adepti (dat is, die ’t verkregen hebben. Maar wie zyn ze?) vinden dien. ’t Was jammer, dat Midas die konst niet wist. Doch een gouddorstige zou geen horentje, maar eenen horen zo groot als het Heidelberger wynvat, begeeren.
Auri sacra fames. Dat is een honds- of liever wolfs- en gierhonger.;Geen goude Zondvloed, noch geen stroom van hemelvlesschen,
Zou magtig zyn den dorst van goudzugt ooit te lesschen.