Dat is, hy kan daar toe niet komen. Men kan hem daar toe niet bewegen, noch overhalen.
Maar hoe drukt die zeggenswyze dat uit? Is ’t hert het geweten, dat zich om iets te oogluiken, niet laat toeschroeyen? Of is ’t de natuurlyke genegentheid, gelyk men zegt: Het moedershert kan niet liegen? ’t Kan beide waarheid zyn.