Zekerlyk die gelykenis drukt geene kleine bekommering uit. ’t Ziet’er ’s winters zeer zuur uit voor ymand, die arm en berooit is, en niets heeft te dekken, te branden, te eeten, noch te breeken. Byzonderlyk als een goed aantal van broodelooze naakte zwaluwen van kinderen by een kouden haard zit en klappertand.
Dit al te zaamen zyn gevolgen van een bevrozen beurs.