Dit wil zeggen, hy is zich bewust, dat hy aan iets schuldig is. In de aaloude Heidensche wichelaaryen moest voor al de lever der offerdieren gaaf zyn.
Vergelijkt Ezech. 21:21. Als dan eenig gebrek op of in de lever was, hield men dat offer voor onrein, of een quaad voorteken. Hier toe wierden niet slegts geslachte offerbeesten geopent; maar ook dikwijls menschen by zeer veele volkeren, en in ’t byzonder mede by de aaloude Duitschen. Dit komt dan overeen met, Hy heeft een gort op zyn tong, dat genomen is van de ongansche verkens; en,'t is’er geen klaar schaapen.