Dit beduid, by voegt zich naar den tyd. Een huik was in de oude taal ook een mantel.
Deze word om ’t lyf geschikt, naar dat de wind waait. Bekent is de fabel van de zon en den wind, die hunne krachten beproefden aan een’reizer met zynen mantel. Maar zeer wel kan dit spreekwoord zien op de gewoone afbeeelding van de Fortuin, of ’t Geval. Hier mede komt overeen: ’t Is een weerhaan, hy draait met alle winden. Men zou zich dan op zulke beter konnen verlaten, als zy op ’t spits van den toren gestelt wierden. Doch ook de galgeklepels waayen met alle winden. Het eerste word ook dus gezegt: Men moet de zeilen stellen naar den goeden wind.