Dit zegt men, als een zaak in de grootste nood en verlegentheid is. Zo was ’t gestelt met het Land door watersnood, wanneer in ’t jaar 1562 een penning geslagen wierd, vertoonende een schip, dat van hevige stormwinden en watergolven geslingert, en op ’t zinken was.
Hier op stonden mannen, die met de handen op hunne hoofden, volgens ’t omschrift, baden: Domine, salva nos, perimus, Heere behoud ons, wy vergaan. Een bange toestand van zaaken! Maar men past dat schertzende toe op zulke, die van een beuzeling groot beslag maken. Dus zegt men: Als hem een vloo byt, is Holland in last.