Dit zegt men van ’t grafje van een kind, ’t welk veel moeite en onrust aanbragt. Men hoort wel zeggen in onstuimige ongezintheid: Ik wou dat die, of die, een spies diep onder de aarde stak, of dat hy was, daar hy over honderdjaaren zal zyn.
Dit zyn godlooze vloekwenschen naar ymands dood. Ziet Job 31: 30. Men wil noch goedgunstig schijnen, door te zeggen, Ik wou dat hy in den hemel was, of, Ik wou dat hy by onzen Lieven Heer was. Maar zo wil men Gode opofferen, ’t geen men zelf geerne quyt zou wezen. Hier van is ’t spreekwoord: Had God hem by't hoofd, en ik by de voeten, ik zou hem naar boven steken, en ras los laten. Dit komt niet voort uit waare liefde. Dus zeide Keizer Caracalla van zijnen broeder Geta, dien hy vermoord had: Sit Divus, modo non vivus, hy zy vergodet, als hy maar dood is.