Hy zoude zekerlyk al zeer hardvochtig moeten zyn, die dan niet schreeuwde als een mager verken, en geen ach! noch wee! zeide. Zommige schreeuwen wel van een muggebeet.
Ja! daar zyn’er, die schreeuwen eer zy geslagen worden. Dit hoort men wel van die aan ’t pynlyk voeteuvel liggen, wanneer men hun bedde nadert. Gemakkelyker word een duig uit het vat gehaalt, van die den wyn door drinken een duig breed doen zakken.