Dat wil zeggen, daar hapert het, daar ligt het quaad, het werrenest. Zo is een broddelaar, die niet wel op een haspel past, en zyn werk niet behoorlyk weet af te doen.
Broddelaars, knoeyers, hoetelaars, breekebeenen en martelaars behooren alle onder een gilde, met die hunne meesters te vroeg ontloopen zyn. Op deze overvliegers past: Vroeg meester, laat knecht. Men zegt in dien zin ook; Daar liggen de mosselen, dat op de mosselbanken ziet, en, Daar ligt het hem. Hy hinkt aan dat been.