Dat dit een oud spreekwoord is, blykt uit het woord begryp. Begrypen was in de oude taal berispen, en begryp berisping.
Dus zegt men noch tot een vitzuchtigen: gy zyt zo begrypelyk. Liefde pleegt geen leed te zyn; of ten minsten, zy verschoont en bedekt dat. Hier van is ’t spreekwoord: ’t Is al goed, wat hy doet, dien men bemint,'t Is al quaad, dien men haat, wat hy begint. Groote berisping, en veel bedillen, is dan een teken van kleine liefde, en de vrugt van haat en nyd. Hier op past Matth. 7: 3, 4, 5.