Te weten, niet die men schuldig is; maar te voorderen heeft: om dat daar van zomtyds noch wel iets word ontfangen. Want Lange borgen, is geen quyt schelden.
Uitstel is geen afstel. Men plagt te zeggen: Voor oude en onwisse schulden, neemt men haverstroo. ’t Wil zeggen, al wat men maar krygen kan. ’t Is winst, wat daar van komt. Doch in nieuwe winkels maant men geen oude schulden. Men zegt ook: Beter zyn oude schulden, dan oude vyandschap: want die is diep gewortelt. ’t Spreekwoord is wat grof gesponnen, dat zegt; Die zonder schulden leeft, is een beest. Maar weinig zal dat andere aan de naloopende schuldeischers behagen:'t Is adelyk, veel schulden te hebben, en niet te betalen.