Dat wil zeggen, daar komt hapering en verwerring, zo dat het werk gestremt word. Dus gaat het, als twee- drachtige paarden op eene brug niet gelykelyk den wagen willen voorttrekken, maar malkanderen in den weg zyn, en wederhouden. ’t Gaat beter, als die eenparig aanzetten.
Ongelyke paarden trekken niet wel, voor al, als’er een dwars in den wagen is. Als de koe alleen niet over de brug wil, dat kan spels genoeg maken.