Geb. Den Haag 21 april 1872, overl.
Den Haag 27 maart 1932. Woonde en werkte aldaar, in Antwerpen tot 1895, Den Haag tot 1896, Katwijk tot 1897, Brussel in 1897, Den Haag tot 1898, Amsterdam in 1898, Den Haag tot 1899, Woerden tot 1901, Den Haag tot (Bollendorf 1914) 1916, Heeze (N.Br.) van 1916 af, Eindhoven tot 1919, Den Haag tot 1920, Parijs na 1920, Frankrijk (Menton), Italië (San Remo), Spa tot 1931, daarna in Den Haag. Leerling van de Akademie v. BK. in die stad olv. Fr. Jansen, van W.
Maris, van de Tekenakademie te Antwerpen, olv. A. de Vriendt en daarna te Parijs op het atelier van F. Cormon. Verkreeg drie jaar de koninklijke subsidie. Schilderde, tekende en lithografeerde landschappen, in- en exterieurs met figuren, Franse en Italiaanse havens, zeegezichten enz. Heeft ook in het dekoratieve vlak gewerkt en ontwerpen voor reklames gemaakt. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam.Op diverse tentoonstellingen exposeerde hij; o.m. polderwerk; de regenbui tijdens het korenmaaien; exterieurs met figuren; rotsen aan zee; aankomende sardienen vissers; de Raven van Concarneau; Bretons vrouwtje in de rotsen; een hete dag aan een Italiaanse vissershaven; rompen van tonijnenschepen; de vloot verlaat de haven; enz.
DORDRECHT -Rijksmuseum Van Bilderbeek-Lamaison: schaftuur van grondwerkers; verstellen, DEN HAAG -Gemeentemuseum: melk voor de poes.
Elsevier LIX, 1920 (Kroniek); Op de Hoogte, 1920 (H. de Boer, bldz. 26-27).
Gram 1904; Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1970; Thieme-Becker; Van Hall I; Waller.