Geb. Den Haag 19 april 1826, overl.
Den Haag 24 augustus 1900. Woonde en werkte in Den Haag (tijdelijk in Parijs 1857 en 1859). Leerling van de Haagse Houtgraveerschool (pl.m. 1841), van de Haagse Akademie v. B.K. (1841-1844 en 1846-1848), ook les van zijn broer S. L. Verveer en van H.
F. C. ten Kate, in 1844 van Louis Huart te Brussel (houtgr.). Medewerker van R. Burnier. Graveerde aanvankelijk in hout en ging daarna pas schilderen; schilderde genre- en figuurstukken in verband met het vissersleven, was tevens illustrator en heeft ook etsen en litho’s vervaardigd. Was lid van ‘Pulchri Studio’ in Den Haag.Tentoonstellingen Amsterdam, Den Haag enz. 1843-1897: proeven van houtsneden; in 1845 houtsneden samen met zijn broer Maurits; Scheveningers op het duin; vissersgezin; kleine vissers; soldaatjespelen; spelende kinderen (tekening); de kindervriend; en verder veel genrestukken met kinderen; figuurstukken van visserstypen en mansportretten.
AMSTERDAM -Rijksprentenkabinet: tekening(en). DEN HAAG -Gemeentemuseum: de invaliden der zee (vier oude vissers op een bank); enkele tekeningen. HAARLEM -Teylers Stichting: de invaliden der zee (aquarel), HAASTRECHT Museum Bisdom van Vliet: een dorpstafereel, OTTERLO -Rijksmuseum Kröller-Müller: drie tekeningen. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: vaders trots; nettenboeten UTRECHT -Collectie van Baaren: oude zeeman op een duin.
Kunstkronijk 1849 (bldz. 68), 1832 (bldz. 30), 1833 (bldz. 22), 1834 (bldz. 30), 1838 (bldz. 2), 1861 (bldz. 74), 1864 (bldz. 94), 1867 (bldz. 26) en 1869 (bldz. 6); Elsevier VI, 1893 (Johan Gram, bldz. 1-18) en Maandblad v. Beeldende Kunsten 1937 (C. Veth, bldz. 174-184).
Gram 1880; Luns; Marius; Plasschaert; Scheen 1946 en 1970; Thieme-Becker; Van Hall I, II en port.; Waller; Wurzbach.
