Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Tavenraat, johannes

betekenis & definitie

Geb. Rotterdam 20 maart 1809, overl.

Rotterdam 2 april 1881. Zou aanvankelijk in de handel gaan en schilderde uit liefhebberij bij het genootschap ‘Hierdoor tot Hooger’ ter plaatse olv. C. Bakker. Onderging invloed van W. H.

Schmidt. In 1839 legde hij zich geheel op de schilderkunst toe. Maakte studiereizen naar België, Engeland, Duitsland en Tirol. Woonde in 1842-1846 in België en werkte daar met E. de Block. Vestigde zich in 1846 te Materborn bij Kleef Maakte van hier uit reizen naar het buitenland (Moravië, Bohemen enz.). In 1860 ging hij te Rotterdam wonen.

Schilderde landschappen (veel bergachtige), altijd met figuren of dieren gestoffeerd. Veel voorkomende onderwerpen waren: jachttafereel, plaggenhut op de heide, ondergaande zon, opkomende onweersbui, waterval, bosrand. Zijn vele pentekeningen hadden tot onderwerp: drijvers en stropers in karikatuur, verder jachthonden en vluchtende herten en hazen. Ook vervaardigde hij 11 etsen en een lithografie.Tentoonstellingen Den Haag 1841-1878 en Leeuwarden 1855, tevens enkele Amsterdamse tentoonstellingen: trekvogels; heide met wild; tientallen landschappen met jagers en wild; landschappen bij Kleef; enz

AMSTERDAM -Rijksprentenkabinet: tekening(en). HEINO -Stichting Hannema-De Stuers: schuur bij Ginneken. LEIDEN -Stedelijk Museum De Lakenhal: twee tekeningen (vermeld op naam van Bakker Korfï). oss -Jan Cunenmuseum: jachtpartij in het Rijnland. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: heidelandschap met denneboom, na de regen (gem. Tavenraat 1845); een aantal olieverfschetsen en potloodstudies.SCHIPLUIDEN -Reghthuis ’t Schou: een collectie schilderijen en tekeningen.

Tentoonstellingen Museum Boymans Rotterdam (cat. 17/10—9/11/1951); Gemeentelijke Van Reekum Galerij Apeldoorn (cat. 24/8-22/9/1968); Dordrechts Museum (cat. 1969) en Westfries Museum Hoorn (cat. 22/6-27/8/1975).

Maandblad v. Beeldende Kunsten 1951 (P. Koomen, bldz. 545-548) en 1945 (C. Veth, bldz. 178-185).

Knoef 1947 (bldz. 75-94).

Immerzeel; Kramm; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek IX; Scheen 1946 en 1970; Thieme-Becker; Van Hall I, II en port.; Waller; Wurzbach.

< >