Geb. Pittsburg (Pennsylvanië, V.S.) 5 juli 1868, overl.
Olden (Noorwegen) 29 december 1943. Woonde en werkte in de V.S. tot 1900, Parijs tot 1901, Laren (N.H.) na 1901, Blaricum, afwisselend werkzaam in ’t Gooi en Noorwegen. Studeerde te Parijs aan de Académie Julian olv. Paul Laurens. Industrieel, tevens kunstschilder en kunstverzamelaar. Schilderde bij voorkeur Noorse winterlandschappen. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam.EINDHOVEN -Stedelijk Van Abbemuseum: zomderdag (1929); vallei in de winter, DEN HAAG -Gemeentemuseum: midwintergloed (1929). LAREN (N.H.) -Singer Museum: meer dan honderd landschappen, stillevens, enz.; ca 60 aquarellen en tekeningen. MAASTRICHT -Bonnefantenmuseum: intermezzo I (stilleven). ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: Shelter Harbour, winter.
Elsevier LVIII, 1919 (Kroniek), LXVI, 1923 (Kroniek), LXXI, 1926 (Kroniek) en LXXVI, 1928 (Kroniek).
C. Veth : ‘Het Noorsche werk van W. H. Singer Jr’, Amsterdam 1923; Catalogus Singer Memorial Foundation, Laren (N.H.) 1962.
Luns; Mak van Waay; Scheen 1970; Thieme-Becker; Van Hall port.
