Aletta Jacoba Josephina (‘Aletta’); geb. Den Helder 6 augustus 1860, overl.
Den Haag 20 november 1930. Huwde in 1899 in Den Haag met Hendrik Otto van Thol. Woonde en werkte in Den Helder, Breda, Antwerpen, Den Haag van vóór 1893 tot 1901 (tijdelijk Elspeet 1899), Nunspeet, Ermelo 1901-1903, daarna in Den Haag. Leerlinge van E. Joors te Antwerpen, daarna van de Akademie v. B.K. in de residentie.
Schilderde en tekende vooral bloemen en stillevens, ook boereninterieurs en landschappen. Was lid van ‘Pulchri Studio’ in Den Haag, ‘Arti et Amicitiae’ en ‘St. Lucas’ te Amsterdam, het genootschap ‘Kunstliefde’ te Utrecht en van de Akademie v. B.K. te Rotterdam. Gaf les aan P. C. Goedewaagen.Tentoonstellingen Arnhem, Amsterdam, Rotterdam enz. 1893-1905: een kalkoen; citroenen; rozen; begonia’s; chrysanten; pioenrozen; gevogelte; pruimen en druiven; wild; Noordbrabants interieur; aan de maaltijd; schapen; enz.
DEN HAAG -Gemeentemuseum: dood gevogelte; twee stillevens.
Gram 1904; Luns; Plasschaert; Scheen 1970; Thieme-Becker.