Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Roos, sjoerd de

betekenis & definitie

Geb. Smallingerland (Drachten) 14 september 1877, overl.

Haarlem 3 april 1962. Noemde zich Sjoerd Hendrik de Roos. Woonde en werkte in Amsterdam tot 1903, Krommenie tot 1907, Sloten (N.H.), Heemstede, Zandvoort tot 1918, Blaricum tot 1920, Hilversum tot 1936, daarna in Haarlem. Maakte reizen naar Italië, Zwitserland, enz. Leerling van de Tekenschool voor Kunstambachten en van de Rijksakademie (avondcursus 1895-1898) te Amsterdam. Vooral grafisch kunstenaar (van formaat), bekend letterontwerper.

Ook ontwerper van meubelen en andere gebruiksvoorwerpen. Tekenaar en lithograaf van portretten. Maakte in olieverf, krijt en sepia landschappen en ook dorpsstraatjes uit Italië en Zwitserland. Was in alle opzichten een bijzonder typografisch kunstenaar. Gaf les aan D. Dooijes.Tentoonstellingen Arnhem 1901 en Amsterdam 1903: moeder en kind (lithografie); de Slotlaan te Zeist (aquarel); een portret (gekleurd krijt).

DEN HAAG -Het Nederlandse Postmuseum: ontwerpen voor Nederlandse postzegels, HAARLEM -Frans Halsmuseum: o.m. veel ex-librissen. LAREN (N.H.) -Singer Museum: werk in het prentenkabinet.

Eretentoonstelling Frans Halsmuseum Haarlem (cat. 20/9-1/10/1947) en tentoonstelling Museum Huis Van Looy Haarlem (cat. 1964).

Maandblad v. Beeldende Kunsten 1979 (M. H. Groenendaal jr, bldz. 176-187).

A. A. M. Stols; ‘Het werk van S. H. de Roos’, Amsterdam 1942; D. Dooijes: ‘Sjoerd H. de Roos zoals ik mij hem herinner’, Den Haag 1976.

Luns; Mak van Waay; Scheen 1970; Schwencke; Thieme-Becker; Van Hall II en port.; Vorsterman van Oyen; Waller.

< >