Geb. Amsterdam 13 april 1877, overl.
Amsterdam 7 december 1963. Woonde en werkte in deze stad, Antwerpen, Amsterdam. Leerling van D. Lewenstein en Hobbe Smith, van de Rijksakademie te Amsterdam olv. A. Allebé, C.
L. Dake en N. van der Waay. Schilderde, tekende, etste en lithografeerde vnl. dieren en ook mensen (maakte eigenlijk portretten van mensen en dieren). Hij werkte veel in ‘Artis’ te Amsterdam en maakte veel schetsen van de katten die hij er thuis op nahield. Was een specialist in het uitbeelden van dieren. Heeft ook bloemen en planten geschilderd.
Was lid (en sekretaris) van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. Verkreeg de gouden medaille van koningin Wilhelmina in 1925. Lector aan de Rijksakademie te Amsterdam tot 1942. Gaf les aan P. Arntzenius, J. P.
C. Benner, J. A. Bonebakker, G. Th. Hofs, N.
Kluijver, A. P. van Mever, S. Nuissl, L. A. Schilt, A. Smeerdijk, G.
Smith, J. A. Verver en K. J. Willerding.Tentoonstellingen Amsterdam 1899 en 1903: berenstudie; leeuwekop; pelikanen; kabeljauw; enz.
OTTERLO -Rijksmuseum Kröller-Müller: leeuw (tekening).
Elsevier XLVIII, 1914 (Kroniek).
Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1970; Thieme-Becker; Van Hall I, II en port.; Waller.
