Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Muys, nicolaas

betekenis & definitie

Ged. Rotterdam 21 april 1740, overl.

Rotterdam 28 februari 1808. Woonde en werkte in Rotterdam. Werd in de jaren 1782,1783,1786 en 1792 tot hoofdman van hetSt. Lucasgilde aldaar gekozen, maar weigerde in 1792 het hoofdmanschap te aanvaarden. In het gildeboek staat hij vermeld als ‘fijnschilder’. Hij was corrector bij het tekengenootschap ‘Hierdoor tot Hooger’. Leerling van zijn vader W. Muys (tekenen) en van A.

Schouman. Schilderde binnenhuizen en portretten; heeft ook enkele etsen vervaardigd. Een van zijn bekende werken stelde voor: marktgezicht met een menigte figuren. Gaf les aan G. Groenewegen en F. Montauban van Swijndregt.

AMSTERDAM -Amsterdams Historisch Museum (vml. Museum Fodor): verschillend gevogelte (tekening in kleuren, naar M. d’Hondecoeter). -Rijksmuseum: Robbert Muys en echtgenote (gem.N. Muys Pt Ao MDCCLXXVIII). -Rijksprentenkabinet: tekening(en). DORDRECHT -Dordrechts Museum: landschap met vee; de hoefsmid (beide aquarellen). ROTTERDAM -Gemeentearchief: ca 25 tekeningen. -Museum Boymans-van Beuningen: de kunstbeschouwing (gem. N.

Muys Pt Ao 1779); interieur (gem. N. Muys Pt MDCCXCI); de belachelijke jonker (gem. N. Muys 1777); Fanny, het gelukzalige berouw (gem. N.

Muys f Ao 1775); Melanie, rampzalige kloosterdwang (grisaille gem. N. Muys Ao 1776); liefdadigheid; enige tekeningen. Immerzeel; Luns; Plasschaert; Scheen 1946 en 1970; Thieme-Becker; Van Hall port.; Waller; Wurzbach.

< >