Geb. Arnhem 7 september 1870, overl.
Oosterbeek 17 december 1955. Woonde en werkte in Arnhem, Dordrecht, België, Amsterdam 1888-1891, Damme, Londen, Arnhem 1896-1901, Haarlem na 1903, Arnhem en jarenlang in Oosterbeek. Maakte reizen naar Frankrijk (Parijs) en de Ardennen. Leerling van zijn vader te Arnhem en van de Rijksakademie te Amsterdam (1888-1891) o.l.v. A. Allebé.
Schilderde en tekende, onder invloed van de Barbizonners, bosachtige landschappen, rivierlandschappen, stadsgezichten, ook portretten (zelfportret) en een enkel stilleven. Was lid van ‘Artibus Sacrum’ te Arnhem en van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam.Tentoonstellingen Arnhem 1893 en 1897, Maastricht 1896 en Amsterdam 1903: landschappen; aan de oever; de molen; het stadje; gezicht te Aerdenhout; gezicht te Dordrecht.
ARNHEM -Gemeentemuseum: het Doorwerthse veer over de Rijn; voetveer over de Waal bij Hulhuizen; kippenmarkt op het Walburgisplein te Arnhem; de Magerhorst bij Duiven (1898); kasteel de Engelenburg te Brammen; kasteel Doorwerth bij Heelsum (1898); het Huis te Latum (1897); 3X het slot Doornenburg bij Pannerden (1897); Arnhem, gezien uit het westen.
J. Wesselink: ‘Schilders van den Veluwezoom’ (hldz. 70-74), Amsterdam 1946. Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1970; Van Hall I.