Geb. Hengelo 7 juni 1854, overl.
Den Haag 8 november 1919. Woonde van ca. 1885 af in Den Haag. Leerlinge van J. Striening en A. Allebé. Schilderde, aquarelleerde en tekende stillevens, bloemen, landschappen en figuren.
Gaf teken- en schilderlessen en schreef ook over kunst. Haar boek ‘De Hollandsche schilderkunst in de 19de eeuw’, blijft belangrijk pionierswerk. Gaf o.m. les aan jkvr. E. H J. van Eysinga (raadgev.) en H. J.
P. W. Testas.Tentoonstellingen Amsterdam, Groningen, Den Haag enz. 1885-1903: zonnebloemen; in de duinen; Drentse postbesteller (aquarel); asperges; rozen (aquarel); vissen; bleke rozen (waterverf); voorjaar (krokussen in waterverf); vruchten; tulpen (waterverf).
Gram 1904; Luns; Plasschaert; Scheen 1970; Thieme-Becker; Van Hall I en port.
