Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Larij, roeland (‘roland’)

betekenis & definitie

Geb. Dordrecht 22 december 1855, overl. aldaar op 23 december 1932.

Leerling van de Antwerpse Akademie (1874, onder J. van Lerius, E. Farazijn en C. Verlat). Werkzaam te Dordrecht, tijdelijk in Brabant (bij Heeze) omstreeks 1894,1896, ’s zomers meestal in Heeze, Katwijk en Drenthe. Schilderde portretten, interieurs, landschappen en stillevens, heeft ook geëtst en gaf tekenlessen. Was erevoorzitter van het Tekengenootschap ‘Pictura’ te Dordrecht.

Gaf les aan E. Boonen, R. W. Kennedie, B. M. Koldeweij, J.

Larij, J. C. M Larij, A. M. Luijt, P. van der Rest, M. P. de Reus en J. van Vuuren.Tentoonstellingen Amsterdam, Arnhem en Rotterdam 1878-1905: portretten; studiekoppen, w.o. ook in aquarel: de muziekles; ernstige politiek; diverse interieurs; diverse stillevens enz.

DORDRECHT -Dordrechts Museum: boereninterieur met spinnende vrouw; damesportret; ploegende ossen; zittende grote hond; stilleven van uitgebloeide rozen; meisjesportret; zelfportret; landelijk tafereel; landschap bij maanlicht; gezicht in de Wijnstraat te Dordrecht; portret Frans Lebret; de tuin van de kunstenaar (krijttekening). -Rijksmuseum Van Bilderbeek-Lamaison: naar de weide; het etensuur; schafttijd; een idem; interieur van een boerenkeuken; een idem; ons hondje Polly. DEN HAAG -Gemeentemuseum : oude huizen. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: studiekop.

Tentoonstelling Dordrechts Museum (cat. 27/6-24/8/1980).

Elsevier XLVIII, 1914 (Kroniek) en LI, 1916 (Kroniek).

Luns; Lurasco; Plasschaert; Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Van Hall I en port.; Waller.

< >