Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Korteling, bartus

betekenis & definitie

Geb. Deventer 13 augustus 1853, overl.

Deventer 7 oktober 1930. Zoon van Gerhard Korteling. Woonde en werkte in Deventer, tijdelijk in Harlingen ca. 1875-ca. 1878. Was jarenlang tekenaar aan diverse onderwijsinstellingen te Harlingen, van ca. 1885 af te Deventer. Schilder en tekenaar van goede landschappen, prachtige kinderportretten en stillevens; wat hij maakte was raak en zuiver. Gaf o.m. les aan H.

J. Balsink, A. J. de Boer, B. J. Brouwer, P.J. Flint, A.

G. Gerritsen, zijn zoon W. Korteling, D. Kruizinga, P. Lok, D. W.

Meeles, Th. F. C. Meeles, C. le Roy, W. van der Vliet.Tentoonstellingen in Den Haag, Amsterdam en Rotterdam 1871-1905: bleekveldje bij Deventer; een dode haan en een duif; gezicht op Deventer; appelboomgaard; de Turfhaven bij Deventer; onder de hooibergen; een stal; veldbloemen; landschappen: enz.

OTTERLO -Rijksmuseum Kröller-Müller: bosgezicht (gem. B. Korteling). Herdenkingstentoonstelling Kunsthandel M. L. de Boer Amsterdam (cat. 1956). Elsevier LXIV, (922 (P.

C. Hamburg, bldz. 145-152).


Jaarboek Overijssel 1957 (C. Ie Roy, bldz. 10-27).

Scheen 1969; Van Hall I.

< >