Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Koning, arnold hendrik (‘arnold’)

betekenis & definitie

Geb. Winschoten 2 april 1860, overl.

Barneveld 20 januari 1945. Woonde en werkte in Amsterdam 1880-1885, Den Haag 1886, Katwijk aan Zee 1887, Dordrecht tot 1888, Den Haag tot 1893, Rijswijk (Z.H.) tot 1897, Ede (Gld) tot ca 1908, daarna in Voorthuizen (maakte in 1886 een reis door Frankrijk). Leerling van de Rijksakademie te Amsterdam (1880-1885) olv. A. Allebé, S. Altmann, B.

Wijnveld jr en van de Akademie v. B.K. in Den Haag. Schilderde, tekende en etste figuren (naakten), landschappen, strandgezichten (strandkoetsjes), ook stadsgezichten (met figuren enz.). Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam.Tentoonstellingen Amsterdam, Arnhem, Groningen, Den Haag enz. 1886-1903: pauze in de duinen; oosterse fruitverkoper; landschap in Groningen; avond bij Dordrecht op de Merwede; winteravond in het Haagse Bos; een stilleven; heistudie bij Wolfhezen; stadsgezicht te Gorinchem; artillerieproeven bij Scheveningen; de molen; jonge stier op stal; diverse landschappen met koeien; winters; strandgezichten; heidegezichten met schapen; enz.

DORDRECHT -Rijksmuseum Van Bilderbeek-Lamaison: de heide, DEN HAAG -Rijksmuseum H. W. Mesdag: studie van wagenpaarden, OTTERLO -Rijksmuseum Kröller-Müller: 7 tekeningen, nl. landschappen en stadsgezichten. Elsevier XXIV, 1902 (P. A. Haaxman jr, hldz. 3-13).

Gram 1904; Luns; Plasschaert; Scheen 1969; Thieme-Becker; Van Hall I; Waller.

< >