Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Janson, johannes christiaan

betekenis & definitie

Geb. Leiden 13 maart 1763, overl.

Den Haag 17 oktober 1823. Leerling van zijn vader J. Janson. Schilderde en etste meer voor ontspanning. Werd in 1795 officier (bij de ruiterij), in 1817 gepensioneerd en legde zich in zijn laatste levensjaren terdege op het schilderen toe. Woonde en werkte zeker van 1819 af in Den Haag.

Hij bezat een keur van schetsen, door hem vervaardigd op zijn buitenlandse reizen (in Duitsland, België en Frankrijk). Schilderde en tekende meestal genrestukken.Tentoonstellingen Amsterdam 1810: interieur met vrouw die een kind aan de borst heeft. Den Haag 1819: een landschap en een wintergezicht. Den Haag 1821: twee landschappen. Amsterdam 1822: een landschap met vee. AMSTERDAM -Rijksmuseum: een vrouw die brood snijdt (gem.J. Chr.Jans.); goede buren (gem.J.

C.Janson). -Rijksprentenkabinet: tekening(en). LEIDEN -Rijksprentenkabinet: dorpsstraatje met figuren (aquarel).


Immerzeel; Kramm; Luns; Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Van Hall port.; Waller; Wurzbach.

< >