Geb. Den Haag 18 juli 1770, overl.
Leiden 9 januari 1849. Leerling van zijn vader J. Humbert, invloed van H. Voogd (Rome). Was een der eerste steentekenaars in Nederland, tevens schreef hij over kunst; schilderde vnl. portretten. Lid van de Koninklijke Akademie te Amsterdam. Van 1805 tot 1810 leraar aan de kadettenschool te Rotterdam; van 1814 tot 1823 direkteur van de Leidse Teken Akademie en van 1823 tot 1849 direkteur van het Prentenkabinet te Leiden.AMSTERDAM -Rijksmuseum: portret van de rechtsgeleerde J. M. Kemper.
-Rijksprentenkabinet: ca. 20 tekeningen, LEIDEN -Rijksprentenkabinet: enige honderden tekeningen, w.o. portretten, figuurstudies, bijbelse voorstellingen, boom- en landschapstudies, enz. -Stedelijke Prentenverzameling: een groot aantal tekeningen. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: drie tekeningen.
Tentoonstelling Stedelijk Museum 'Het Prinsenhof (cat. 21/6—1/9/1975).
Elsevier XCVII, 1959 (J. Knoef bldz. 561-376).
C. M. de Haas: ‘D. P. G. Humbert de Superville, 1770-1849’, Leiden 1941; Knoef 1943 (bldz. 169-196).
Immerzeel; Kramm; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek X; Plasschaert; Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Van Hall I, II en port.; Waller; Wurzbach.