Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Dongen, cornelis theodorus maria (‘kees’) van

betekenis & definitie

Geb. Delfshaven (thans gem.

Rotterdam) 26 januari 1877, overl. Monte Carlo (Monaco) 28 mei 1968. Vertrok in 1897 naar Parijs, woonde en werkte in Monaco. Sinds 1929 Frans staatsburger. Leerling van de Akademie v. B.K. te Rotterdam.

Kunstschilder, beeldhouwer en pottenbakker. Schilderde, aquarelleerde, tekende (pastel) en lithografeerde, vooral beroemd geworden door zijn portretten en vrouwelijke naakten, ook landschappen, stadsgezichten en bloemen. Felle kolorist, ‘fauvist’.Werk in veel Nederlandse en buitenlandse musea, o.m. AMSTERDAM -Rijksmuseum: stilleven met bloemen (gem. van Dongen). -Stedelijk Museum: oude clown; de gravin van Noailles. DEN HAAG -Gemeentemuseum: bloemencompositie; meisjesportret, HEINO -Stichting Hannema- De Stuers: le départ du poilu (gouache); portret van een jonge vrouw (gouache), LAREN (N.H.) - Singer Museum: het blauwe hoedje. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: huizen in Montmartre (gem. VD.); vrouwenportret (gem. Van Dongen); interieur met gele deur (gem. van Dongen); portret van Rappoport (gem. van Dongen); de vinger op de wang (gem.

Van Dongen). UTRECHT -Centraal Museum: in het park (kleurenlitho).


Tentoonstellingen Stedelijk Museum Amsterdam (cat. dec. 1937-jan. 1938); Museum Boymans-van Beuningen: (cat. 28/3-10/7/1949) en idem (cat. 8/12/196728/1/1968).

Elsevier LX, 1920 (Kroniek), LXVII, 1924 (Leo Faust, bldz. 223-232), LXXIII (Kroniek), XCV, 1938 (Kroniek) en C, 1940 (H. van Loon, bldz. 493-499); Maandblad v. Beeldende Kunsten 1924 (W. F. A. Roëll, bldz. 263-272), 1931 (W. F.

Douwes, bldz. 102-106) en 1949 (M. F. Flennus, bldz. 178-182).


C. Doelman: ‘K van Dongen’, Rotterdam-Antwerpen 1947; Ch. Wentinck: Van Dongen’, Amsterdam 1963; G. Diehl: Van Dongen’, Milaan z.j.; L. Chaumeil: Van Dongen’, Geneve 1967;J. M. Kyriazi: Van Dongen et le Fauvisme’, Parijs 1971; J.

M. Kyriazi: Van Dongen après le Fauvisme’, Lausanne 1976.


Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1969; Thieme-Becker; Van Flati I, II en port.; Waller.

< >