Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Coclers, louis bernard (‘jean baptiste bernhard’)

betekenis & definitie

geb. Luik 5 mei 1741, overl.

Luik 20 april 1817. Leerling van zijn vader Jean-Baptiste Coclers, studeerde te Rome (1759-1762), bezocht daarna achtereenvolgens Luik, Maastricht, Nijme­gen, Leiden 1771-1780 en 1787, Dordrecht 1783, Parijs 1787-1789 en in 1798, Amsterdam 1789-1815, Luik 1815-1817. Schilderde portretten en familiegroepen, graveerde naar A. van Ostade, Q. Brekelenkamp, D. en F. Hals enz., schilderde een enkele maal in die trant interieurtjes. Was in zijn tijd een beroemd schilderijenrestaurateur.

Gaf les aan B. Coclers, M. L. Coclers en H. Hoogers.Tentoonstellingen te Amsterdam van 1810-1816: interieurtjes; portretten en genrestukjes, oa. vrouwtje, een ketel schurend; dame, met fruitmandje en fazant; tekenend meisje; kraamkamer; dienstmeisje bij een groentevrouw enz.

AMSTERDAM -Rijksmuseum: een moeder met haar kind; portret van Jan Bernd Bicker; portret Catharina Six. leiden -H. Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis: regentenstuk.

Immerzeel; Kramm; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek III; Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten III; Van Hall I; Waller; Wurzbach.

< >