Geb. Semarang (Ned.
Indië) 26 augustus 1862, overl. Amsterdam 25 mei 1943. Woonde en werkte in Haarlem, Parijs tot 1885, Laren (N.H.) tot 1886, Amsterdam tot 1887, Haarlem 1888, Deventer 1889, Amsterdam tot 1903, Castricum tot 1906, daarna in Amsterdam. Leerling van de Kunstnijverheidsschool te Haarlem o.l.v. F. Th.
Grabijn, van de Rijksakademie te Amsterdam (1880-1887) o.l.v. A. Allebé. Heeft ook nog les gehad van J. A. Alberdingh Thijm, A.
Braakensiek (lithograferen) en van J. Th. Toorop (Brussel). Schilderde, tekende, etste en lithografeerde stadsgezichten (markten), figuurstukken (portretten); ook symbolische en mythologische voorstellingen. Lid van ‘St. Lucas’ te Amsterdam.
Gaf les aan zijn dochter E. E. A. L. Boom, E. S. van Beever en A.
M. Broekman.Tentoonstellingen te Amsterdam van 1885-1903 en Rotterdam in 1888: portretten; de dorser; marktdag; stalletje te Amsterdam; gezicht op Deventer; buiten de Zaagpoort te Amsterdam; enz
OTTERLO -Rijksmuseum Kröller-Müller: twee vrouwen (tekening).
Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Van Hall I, II en port.; Waller.
