Geb. Den Haag 2 juli 1866, overl.
Delft 7 november 1949. Leerling van de Akademie v. B.K. in Den Haag, leraar M.O. voor handtekenen. Was o.m. chef d’atelier bij de Delftse aardewerkfabriek ‘De Porceleyne Fles’. Werd in 1899 benoemd tot tekenleraar aan de H.B.S. en aan de Avondschool te Delft. Was een der oudste bestuursleden van het genootschap ‘Pulchri Studio’ in Den Haag en was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam.
Woonde en werkte in Delft (ruim 33 jaar tekenleraar aldaar). Schilderde en tekende landschappen (aanvankelijk in de trant van de Haagse School), stadsgezichten, doch later meer figuurstukken en stillevens. Gaf les aan H. Ahrens, J. L. H.
Bron, L. P. Frederiks, J. S. Geerling, J. Jansen, P.
C. Kramer, L. van Oei, H. Schaap, L. Scheltema, A. J. E. van Stolk.Tentoonstellingen te Amsterdam in 1903 (en later): Gelders landschap; erica.
Gram 1904; Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1969; Van Hall port.; Waller.