Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

Gepubliceerd op 03-04-2020

virus

betekenis & definitie

gif, smetstof, viruspartikel; submicroscopische verwekker van besmettelijke ziekten zonder eigen stofwisseling. Plantenvirussen zijn de eenvoudigste biologische eenheden die alle, voor hun vermenigvuldiging benodigde gegevens bevatten. Bestaan uit nucleïnezuren (genetisch materiaal), omgeven door beschermend eiwitomhulsel.

Meestal bol vormig, diameter 25 tot ruim 100 millimicron (nanometer); in veel gevallen is er een staart. Andere zijn staaf- of draadvormig (van 130 1000 millimicron). Virus adsorbeert met zijn staart een gastheercel. Het nucleïnezuur wordt geïnfecteerd, het eiwit blijft buiten. Cel gaat viruspartikels produceren. Vermeerdering is dus slechts mogelijk in de levende cel. Ook bij virussen wordt aangenomen dat mutatie optreedt, ➝ bacteriofaag.

< >