ontstaan als de kiem in een vroeg stadium in afzonderlijke delen wordt verdeeld. Een één-eiige (ET) of identieke tweeling ontstaat door splitsing van de vroege embryonale aanleg in jong ontwikkelingsstadium in twee helften die ieder één kind vormen.
Ze zijn van hetzelfde geslacht en lijken meestal zeer veel op elkaar (dezelfde erfelijke eigenschappen). Een tweeeiige (TT) of niet-identieke tweeling ontstaat door gelijktijdige bevruchting van twee aparte eicellen. Zij lijken evenveel of even weinig op elkaar als twee kinderen van dezelfde ouders en kunnen van verschillend geslacht zijn. Worden de cellen op tweecellig stadium niet geheel gescheiden, dan ontstaan Siamese tweelingen. Ongeveer één op de 80 geboorten geeft een tweeling, waarvan ± 25% ééneiig is, ➝ ééneiige tweeling.
