(L., = grondgebied), een meestal klein deel van het aardoppervlak, waarop een dier in ieder geval gedurende een deel van het jaar zijn rechten doet gelden en dat gedurende die tijd verdedigd wordt (meestal geen echte strijd) tegen indringers, of tegenover wie een dreighouding wordt aangenomen. De grens is de lijn die de punten verbindt, waar een territoriumbezitter een kans van 50% heeft om bij een ontmoeting met een soortgenoot van een naburig territorium, te winnen. Voordelen: verspreiding over beschikbare ruimte, zodat de voedselopbrengst hiervan zo goed mogelijk wordt benut.
In beperkt gebied, beperkt aantal territoria (voor paartjes). Dus minder snel overbevolking, minder verstoring van paarvorming, minder kans op grijpen door predator (roofvijand) en op ziekten. Van groot belang gedurende de voortplantingsperiode, wanneer de eisen aan voedselbronnen aan het milieu gesteld zwaar worden (voedsel voor zichzelf en de jongen). Territoria hebben een directe invloed op balts, naijver tussen mannetjes. Komt voor bij vele soorten vissen (o.a. goed onderzocht bij stekelbaars: nest en omgeving), bijna alle soorten vogels (broedplaats met naaste omgeving) en vele soorten zoogdieren. Bij roofvogels uitgestrekt voedselgebied, ook bij meeuwen (broed- en voedselgebied).