(RNA), verwant aan DNA, bevat inplaats van desoxyribose de saccharide ribose. Inplaats van thymine bevat het uracil.
Bestaat uit een enkele polynucleotideketen. m-RNA van de cel wordt gevormd op het DNA (dient als matrijs). Het proces heet transcriptie. Hiertoe worden waterstofbruggen gevormd tussen de nucleotidenparen waarbij thymine paart met adenine, adenine met uracil en guanine met cytosine. Er ontstaan nu twee strengen: een polydesoxyribonucleotidenketen en een polyribonucleotidenketen. RNA dient als matrijs voor het te vormen aminozuurpolymeer. Ribosomen bevatten voor 65% ribosomaal RNA (rRNA). Naast dit rRNA zijn er nog twee andere typen RNA belangrijk:boodschapper-RNA (messenger RNA = m-RNA) en transporteur RNA (transfer RNA = tRNA). De structuur van het ribosoom wordt bepaald door het rRNA; mRNA bepaalt de samenstelling van het erop te vormen eiwit; tRNA zorgt voor het transport van de aminozuren naar het ribosoomoppervlak, ➝ desoxyribonucleïnezuur.