in mindere of meerdere mate achteruitgaan van geestelijke en/of lichamelijke vermogens. Er is samenhang met vermindering van hormoonproduktie, met niet meer delen van cellen (zenuwcellen), met niet meer vormen van DNA, met het overheersen der afbraakprocessen.
Tegenwoordig aparte studie, de gerontologie.Het gaat om biochemische werkingen op moleculair gebied. Er zijn twee theorieën:
1. mutaties bij DNA en bij m-RNA (boodschapper-RNA), waardoor afwijkende eiwitten ontstaan die zich in het lichaam ophopen en tenslotte levensgevaarlijk worden;
2. alle levensstadia worden vanaf de geboorte geregeld door bepaalde genetische programma’s die na elkaar geactiveerd worden. Is door mutatie het controle-mechanisme der cellen verstoord, dan moet dit ook nog bij het afbraakmechanisme in de lysosomen optreden. Voor de ouder wordende mens is voorlopig geen hulp te verwachten, daar het aantal celdelingen beperkt is. Longcellen van embryo’s delen zich precies vijftig maal, daarna hebben zij deze fundamentele levenseigenschap verloren. Andere lichaamcellen delen zich meer of minder vaak, maar het aantal delingen is steeds beperkt. ,,Het schijnt dat de mens voor ± 120 jaren geprogrammeerd is!”