treedt op als een object een aanvalsneiging veroorzaakt, maar tevens een vluchtneiging opwekt, die de aanval verhindert. De aanval wordt dan gericht op een ander voorwerp dat geen vluchtneiging opwekt, bv. een meeuw tegenover een andere meeuw gaat strootjes pikken.
Ook het afreageren op een ondergeschikte, ➝ oversprong.