Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

Gepubliceerd op 03-04-2020

nucleïnezuren

betekenis & definitie

(L., nucleus = kern), polynucleotiden, macromoleculen met zeer hoog moleculair gewicht; zorgen voor overdracht van de genetische informatie. Ze kunnen deze informatie omzetten in vorming van specifieke eiwitten en andere celbestanddelen.

Ze zijn opgebouwd uit lange ketens van nucleotiden. Een nucleotide bestaat uit een base, een pentose en een fosfaatgroep.stikstofbase pentose fosfaatgroep stikstofbase pentose fosfaatgroep stikstofbase – pentose Meest voorkomende basen zijn: adenine, guanine, cytosine, thymine en uracil (resp. aangeduid met A, G, C, T, en U.). Een base en een pentose vormen een nucleoside. Twee groepen: DNA of desoxyribonucleïnezuur; de pentose is 2-desoxy-D-ribose. Van de basen ontbreekt als regel uracil (wel A, G, C, T). Hieruit bestaat het genetisch materiaal RNA of ribonucleïnezuur; hierin komt D-ribose voor. Nu ontbreekt van de basen als regel thymine (dus wel A, G, C, U). RNA zorgt voor de overdracht van de informatie die verstrekt wordt door DNA en voor de biosynthese van eiwitten, ➝ ribonucleïnezuur, ➝ desoxyribonucleïnezuur.

< >