Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

Gepubliceerd op 03-04-2020

jachtwet

betekenis & definitie

van 1954 (met wijzigingen in 1977). Onder schadelijk wild wordt verstaan: houtduif, kauw, zwarte kraai, vlaamse gaai, ekster, konijn, eekhoorn (niet jagen van 1 feb.-l aug.), bunzing, hermelijn, wezel, vos, verwilderde kat.

Hierop mag het gehele jaar gejaagd worden, maar alleen met jachtacte. Openings- en sluitingstijden van de jacht zijn geregeld voor „grofwild” (herten, moeflons, zwijnen; „klein wild (hazen, korhoenders, patrijzen, fazanten, houtsnippen)” „waterwild” (alle soorten ganzen en eenden, water- en poelsnip, meerkoet, goudplevier, bokje); „overig wild” (schadelijk wild, bever- en steenmarter, das, otter, zeehond; deze vijf mogen niet meer gejaagd worden, zijn streng beschermd).

< >