of intelligentiequotiënt, IQ = IL/KL X 100.
IL = intelligentieleeftijd. KI= kalenderleeftijd. Gemakshalve vermenigvuldigd met 100. Komt de verstandelijke ontwikkeling overeen met het gemiddelde van de kalenderleeftijd dan heeft een persoon een IQ, van 100. Bij meer dan 100 is er een voorsprong; bij minder dan 100 een achterstand. IQ is niet constant.