(L., impulsus = aandrang, stoot), golf van ionenverschuivingen langs membranen van zenuw- en spiervezels. Een (zenuw) cel kan door een plotselinge verandering in de omstandigheden worden geprikkeld.
De zenuwcel ontvangt een prikkel, bv. van zintuig. Deze verandering kan door een zenuwcel met grote snelheid over een grote afstand in de vorm van bepaalde signalen of impulsen worden voortgeleid langs de zenuwvezel. Impulsen treden niet geïsoleerd op, maar in series (korte of lange), —> actiepotentiaal.