(L., flagellum = zweep), zweepdraad, gesel of zweephaar; komt voor bij ééncellige organismen en bij mannelijke geslachtscellen van de mens, verschillende diersoorten, varens en mossen. Ciliën (trilharen) en flagellen hebben in de dieren- en plantenwereld een overeenkomstige structuur.
Flagel is omgeven door een plasmalemma, bevat twintig microtubuli in een kenmerkende rangschikking: 2 in centrum, de overige 18 zijn paarsgewijs overlangs vergroeid tot 9 perifere dupletten in een kring om het centrum. Dit 9 + 2 -patroon komt bij eukaryoten algemeen voor, bv. zweepharen van varenspermatozoïden. Ook zweepharen en trilharen van eencellige dieren, trilharen van trilhaarepitheel van de bronchiën. Alle recente eukaryoten zijn daarom terug te voeren tot een gemeenschappelijke fylogenetische wortel. De microtubuli zijn vaak contractiel, waarbij de centrale microtubuli de slagrichting regelen. Bij veel voortplantingsstadia van planten en dieren zijn de flagellen voortbewegingsorganellen.